Hoe staat het met de integratie in de klassieke muziek wereld en hafa?
Initiatieven als het leerorkest en Muziek Maakt School brengen veel basisschoolleerlingen in aanraking met het bespelen van een (klassiek) muziekinstrument. Tussen al deze, veelal kansarme en multiculturele kinderen zitten ook behoorlijk wat talenten. Een belangrijke uitdaging voor de organisaties van deze projecten is ervoor zorgen dat deze kinderen verder kunnen op hun instrument en ook na de basisschooltijd de mogelijkheid hebben om te blijven spelen.
Aan de andere kant hebben muziekverenigingen, veelal bevolkt door autochtone Nederlanders, regelmatig een tekort aan leden en verliezen de klassieke orkesten draagvlak omdat men ze ziet als vermaak voor de rijke elite (dus waarom zouden zij moeten worden ondersteund?). Een duidelijk voorbeeld voor mij was daarbij het optreden van het JeugdOrkest Nederland in het concertgebouw: een vrijwel volledig autochtoon orkest spelend voor een (in ieder geval op het oog) blank en welgesteld publiek. Voor beide onderdelen zou een doorstroom van de kinderen uit de basisschoolprogramma's naar deze orkesten een welkome aanvulling zijn. Het zorgt voor nieuwe instroom, meer draagvlak en waarschijnlijk ook een diverser publiek (meer hierover in een volgend blog). Waarom gebeurt dit dan niet?
Het ontbreken van onderlinge relaties is natuurlijk een belangrijke reden. De mensen achter de schoolprojecten hebben duidelijk hun eigen focus, visie en uitdagingen. Maar in gesprek met hen blijkt wel dat ze die verbinding graag zouden willen. Deels omdat dit hun project kan helpen, maar zeker ook om de sociale verbindingen in de wijk of tussen bevolkingsgroepen te versterken. Volgens eigen zeggen lopen ze op tegen een conservatieve houding aan de andere kant en een focus op: hoeveel leden levert me dat op?
Het vraagt natuurlijk wel wat van een amateurvereniging: een nieuwe doelgroep, met weinig financiële middelen en met instrumenten die niet altijd in de bezetting passen. Veel werk en maar de vraag of het echt iets oplevert. Allemaal maar ook wat kortzichtig. Voor het voortbestaan zijn nieuwe leden en inkomsten belangrijk, maar ook een positieve beeldvorming en maatschappelijke relevantie. Daarnaast kan het stimuleren van met muziek bezig zijn in het algemeen, op termijn zeker ook leiden tot nieuwe leden.
Er moet wel wat voor gebeuren en er moeten ook een aantal heilige huisjes worden afgebroken. Om maar met de belangrijkste te beginnen: de traditionele bezetting. Voor het 'grote' orkest is dit (nog) een brug te ver en misschien ook niet nodig, maar voor het jeugdorkest zou dit zeker moeten kunnen. Het gaat hier met name om het plezier van en het leren samenspelen. Door slim gebruik te maken van beschikbare bladmuziek (als sleutel en toonsoort maar kloppen) en misschien voor arrangementen een beroep te doen op de expertise van de eerder genoemde projecten kunnen alle kinderen in de buurt die een instrument bespelen meedoen. Als er geen jeugdorkest is wordt het al lastiger, maar dan zou er ook voor kunnen worden gekozen om elk jaar een project te doen waarbij anderen kunnen meedoen (ook zonder leerorkest in je dorp of wijk al een goed idee).
Op deze manier maak je muziek voor iedereen toegankelijk, leren veel meer mensen hoe leuk je vereniging eigenlijk is en worden meer kinderen enthousiast voor muziek. Het is geen garantie, maar wel een basis om ook in de toekomst nieuwe leden te vinden. Daarnaast pak je je maatschappelijk rol op, die je ook weer interessanter maakt voor subsidieverstrekkers. En de kinderen die je vereniging zo leuk vinden, verruilen hun viool misschien wel voor een trompet, om ook met het grote orkest mee te kunnen spelen.
Aan de kant van de talentorkesten is een belangrijk argument het te lage niveau. Kortzichtig bekeken hebben ze daarin gelijk. Maar er zijn kinderen bij die het talent en doorzettingsvermogen hebben om professioneel muzikant te kunnen worden. Als gesubsidieerd talentorkest heb je een rol om ook deze kinderen te begeleiden. Juist misschien wel, want om deze groep te weigeren omdat papa niet van jongs af aan dure privélessen kan betalen past niet bij de opdracht. Daarnaast brokkelt de basis voor deze orkesten af: door minder kinderen die muziek maken, minder amateurverenigingen en meer alternatieven, is het steeds lastiger om een kwalitatief goede groep te hebben. Een talentorkest kan, i.p.v. klagen over het niveau, ook zelf de handschoen oppakken door een brug te slaan voor deze groep. Ook in het belang van het eigen voortbestaan. En bij gebrek aan ideeën zijn mannen als Marco de Souza en Erik van Deuren vast bereid om daarover mee te denken.